OntwikkelingsGericht Onderwijs gaat van een leerlinggerichte pedagogiek met een activerende didactiek: leerkrachten bemiddelen tussen de motieven, betekenissen en mogelijkheden van leerlingen enerzijds en hun onderwijsdoelen anderzijds. In het activiteitenaanbod van de leerkracht vervult de didactische organisatie een belangrijke rol. Spel en onderzoek zijn de leidende activiteiten.
Het concept van OntwikkelingsGericht Onderwijs is gebaseerd op de neo-Vygotskiaanse theorieën. De relevantie voor de onderwijspraktijk zit in het feit dat het een volledige theorie is. De aanpak is zowel pedagogisch (brede persoonsontwikkeling) als didactisch (een uitgewerkte methodologie), als leerpsychologisch (de leerling is een actieve leerder, die mede aan het eigen leren vorm geeft), als cultureel (sociaal-culturele activiteiten en cultuuroverdracht).
Een belangrijk begrip bij Vygotsky’s ontwikkelingstheorie en daarmee bij OntwikkelingsGericht Onderwijs, is de zone van naaste ontwikkeling, d.w.z. de ontmoeting van wat een leerling al zelfstandig kan (actuele ontwikkelingsniveau) en wat een leerling kan met ondersteuning van een meerwetende partner (leerkracht / andere leerling). De zone van naaste ontwikkeling is daarmee een sociaal-culturele activiteit waaraan de leerling zinvol kan en wil deelnemen, maar die hij nog niet zelfstandig kan volbrengen.
Zowel de leerling als de leerkracht dragen dus bij aan de activiteit, waaraan voor de leerkracht onlosmakelijk reflectie en observatie zijn verbonden. De essentie van deze benadering zit daarom in de interactie met de leerlingen tijdens de deelname van de leerkracht aan gemeenschappelijke activiteiten van de leerlingen.
Een praktijkbeschrijving:
Bij het thema ‘Wij gaan op vakantie’ richten de kinderen een camping in. De leerkracht laat de kinderen eerst op verhaal komen door materialen (bv. een koffer met vakantiespullen), boeken (bv. een prentenboek), een afbeelding (bv. een plattegrond van een camping), een eigen ervaring (bv. een vakantiefoto), een bezoek aan een echte camping etc. Door deze activiteiten krijgen kinderen ideeën voor een eigen camping in de themahoek. Een echte tent met attributen, een kind met kampeerervaring, veel boeken, inbreng van de leerkracht… het zorgt bij elkaar voor een rijke leeromgeving. Door diverse gesprekken, bronnenmateriaal en tijdens het samenspelen, gaan kinderen hun campingspel steeds meer verdiepen. De kinderen merken dat ze geschreven briefjes nodig hebben, zoals een reservering door de kampeerder. Ze gebruiken in het samenspelen actief nieuwe woorden die passen in het campingspel. In de groepen 3 en 4 worden teksten gelezen bij eigen vragen over de campingbaas, baliemedewerker, verkoper bij de campingwinkel en natuurlijk de kampeerders. De kinderen gaan steeds meer op onderzoek uit: Hoe wordt het campingveld verdeeld? Voor welke doelgroep moet een folder geschreven worden? Ook kan het zijn dat een groep vooral meer wil weten over het landschap bij campings.
De leerkracht begeleidt groepjes kinderen en neemt verschillende posities in door bijvoorbeeld mee te kamperen of adviezen te geven aan de campingbaas. Hierdoor worden activiteiten verdiept, uitgebreid en aan specifieke vaardigheden gekoppeld. De leerkracht creëert op deze manier ontwikkelwaarde in de activiteiten, want kinderen leren zelf, maar niet vanzelf!